Na nachten lang slecht slapen
heeft zij zich met geweld
bijeen weten te rapen:
ze heeft hem opgebeld.
Ze vroeg hem uit dineren.
Zo liet haar jonge held
zich vorstelijk tracteren:
ze had voldoende geld.

Hij liet de vrouw bestellen:
ze bleek hier vaste klant.
Reeds bij de cantharellen
zaten zij hand in hand.
De wijn heeft haar, de stakker,
tenslotte overmand
en 's morgens werd zij wakker
in Jan zijn ledikant.

De minnaar uit ons drama
lag op de canapé.
En zij droeg zijn pyjama
als zedig negligé.
Haar schrik duurde maar even:
ze dronken samen thee.
Toen heeft ze zich gegeven
tot tegen half twee.

En bij het avondeten,
als was er niets gebeurd,
heeft zij thuis aangezeten,
uitstekend gehumeurd.
Ze loog tegen haar eega -
de man heeft niets bespeurd:
'Een feest van een collega.'
Hij was geen type dat zeurt.

Het kwam tot een affaire
van tweemaal in de week,
waarbij vaak vol primaire
hartstocht de tijd verstreek.
Maar na een week of negen,
wat negen dagen leek,
was het of Jan verlegen
en anders naar haar keek.

Hoezeer zij zich bezinde:
het was onloochenbaar
dat haar zo teerbeminde
vervreemden ging van haar.
Zijn liefde leek gesleten:
hij kwam steeds minder klaar.
Wat ongewoon mag heten
bij 'n knul van twintig jaar.