HEERJANSDAM
drie herinneringen
I.
Ik ben terug geweest in Heerjansdam.
Zeven maal zeven jaar waren verlopen
sinds wij verhuisden. Lang nog bleef ik hopen
dat God het zou verdelgen in zijn gram
met wind en water dan wel vuur en vlam;
en dat de lieve jeugd het zou bekopen
dat ze mij, steeds weer uit mijn schulp gekropen,
de levenslust voor lange tijd benam.
Ze hadden lol in elke vechtpartij,
verzopen katjes, stampten kikkers dood en
eens, op een boerderij, werd onder mij
de loopplank van de gierput weggestoten.
Dit IJsselmonds geslacht van mest en klei
heeft vier jaar van mijn weerloosheid genoten.
---
|