Rainer Maria Rilke, DIE SONETTE AN ORPHEUS I, 21

Frühling ist wiedergekommen. Die Erde
ist wie ein Kind, das Gedichte weiß;
viele, o viele ... Für die Beschwerde
langen Lernens bekommt sie den Preis.

Streng war ihr Lehrer. Wir mochten das Weiße
an dem Barte des alten Manns.
Nun, wie du Grüne, das Blaue heiße,
dürfen wir fragen: sie kanns, sie kanns!

Erde, die frei hat, du glückliche, spiele
nun mit den Kindern. Wir wollen dich fangen,
fröhliche Erde. Dem Frohsten gelingts.

O, was der Lehrer sie lehrte, das Viele,
und was gedruckt steht in Wurzeln und langen
schwierigen Stämmen: sie singts, sie singts!

---

DE SONNETTEN AAN ORPHEUS I, 21

Lente is teruggekomen. De aarde
is als een kind dat gedichten kent,
veel, o zo veel... dat geen moeite zich spaarde
en nu geprezen wordt om haar talent.

Haar leraar was streng en we hielden toen
van het wit in de baard van die man.
Nu zouden wij naar het blauw en het groen
kunnen vragen, omdat zij het kan!

Aarde, wees vrij en gelukkig en speel
nu met de kinderen. Laat ons je vangen,
vrolijke aarde. De vrolijkste wint.

En wat de leraar haar leerde, zo veel
wat staat gedrukt op de wortels en lange,
lastige stammen: ze zingt het, het kind.

---