Dylan Marlais Thomas, ALTARWISE

Altarwise by owl-light in the half-way house
The gentleman lay graveward with his furies;
Abaddon in the hangnail cracked from Adam,
And, from his fork, a dog among the fairies,
The atlas-eater with a jaw for news,
Bit out the mandrake with to-morrow's scream.
Then, penny-eyed, that gentleman of wounds,
Old cock from nowheres and the heaven's egg,
With bones unbuttoned to the half-way winds,
Hatched from the windy salvage on one leg,
Scraped at my cradle in a walking word
That night of time under the Christward shelter:
I am the long world's gentleman, he said,
And share my bed with Capricorn and Cancer.

---

 

Altarig lag in het huis halverwege
De heer bij uil-licht grafwaarts met zijn furies;
Abaddon in de dwangnagel van Adam
En, uit zijn vork, een hond tussen de feeën,
de atlas-eter met een kaak voor nieuws,
beet de alruin uit met een kreet van morgen.
Het oog gemunt, heeft toen die wondenheer,
een oude haan uit niks en hemels ei,
botten ontknoopt voor winden halverwege,
uit windige verlossing op één poot,
onder een lopend woord mijn wieg gekrast
die tijdnacht onder Christuswaartse toevlucht.
Hij zei: Ik ben een heer der lange wereld
En deel mijn bed met Steenbok en met Kreeft.

---