LEIDEN 1917: REMBRANDT VAN RIJN ONTDEKT THEO VAN DOESBURG
(ter gelegenheid van de kranslegging voor Rembrandts verjaardag, 14 juli 2017; en 100 jaar tijdschrift 'De Stijl')

Lang na zijn dood, zo'n twee, drie eeuwen later,
loopt Rembrandt 's avonds in zijn buurtje rond:
Noordeinde, Weddesteeg en Galgewater
(waar zich zijn eerste atelier bevond).

De stad, die nieuwer, groter is geworden,
vindt hij niet echt veranderd, al met al:
naast trams en fietsen en reclameborden
vervuilde grachten, dronkemansgelal.

Maar als hij bij de Blauwpoortsbrug gaat dwalen
ziet hij een raam, een werkplaats, één lamp aan:
een doek op ezel - twee diagonalen.
Iets maakt dat hier de Meester stil blijft staan.

Dan, voor hij oplost in de nacht der tijden,
zegt hij: 'Kijk, dat gebeurt toch maar in Leiden.'

---

LEIDEN, 11 NOVEMBER 1616: DE JONGEN REMBRANDT
(ter gelegenheid van de kranslegging voor Rembrandts verjaardag, 14 juli 2018)

Jacob van Swanenburg is weer in Leiden.
Men kan hem, na veel jaren buitenland,
vaak trots door zijn geboortestad zien schrijden.
Nu haast hij zich – er is iets aan de hand.

Het Rapenburg weergalmt van volkse klanken.
De Academie brandt, al ruim een uur.
Van ‘Balcken, Stoelen ende Onderbancken’
slaat door het dak een zee van rook en vuur.

Zijn schildersfantasie maakt wilde sprongen:
wat er niet in die vlammen valt te zien!
Dan treft naast hem zijn blik een stille jongen,
Een krullebol van zeg een jaar of tien.

Die staat en staart, alsof het daar voor hem brandt.
Ergens vandaan wordt hij geroepen: ‘Rembrandt!’

---