⇧
⇦
|
De ander vloekt haar uit. Dat is de druppel
die haar de emmer overlopen doet.
Ze zoekt en vindt en grijpt een honkbalknuppel
en slaat. En als ze slaat, dan slaat ze goed.
Hij staat haar nu niet langer aan te blaffen.
Het haltapijt kleurt onopvallend rood.
Haar dronken vader, die haar wilde straffen,
ligt roerloos aan haar voeten - en is dood.
Zij stoot haar elleboog, de stakker,
en zij ontwaakt onzacht.
Zo wordt zij uit haar angstdroom wakker:
't is ver voor middernacht.
---
|
BALLADE VAN HET MEISJE DAT WILDE GAAN STUDEREN
Ze was zo mooi, ze was zo jong;
ze ging na school studeren;
was zelfbewust en rad van tong.
Ze droeg graag fijne kleren.
Ze hield van kinderen en koos
daarom paedagogie.
Haar fantasie was eindeloos,
haar kamer vier bij drie.
Daar zat ze graag met wat vriendinnen
tussen het plantegroen
om met z'n allen te verzinnen
wat ze later gingen doen.
Ze wou voorlopig nog geen vriend,
ze bleef het liefst zelfstandig.
Een vrouw die zelf haar geld verdient
dat is toch wel zo handig?
Een jeugdhonk in een kleine stad
ergens in Gelderland;
een vrijstaand huisje met een kat
en met posters aan de wand.
Zo fantaseert elk naar zijn smaak
en naar wat hij studeert.
Want door z'n dromen raakt men vaak
het meest gemotiveerd.
|
⇨
|