LAW (LANGE-AFSTANDWANDELPAD) NUMMER 1
Af en toe hoorde ik om mij heen wel mensen vertellen dat zij het Pietenpad liepen: LAW 9. Het te voet verkennen van Nederland lokte mij wel en omdat ik, eenmaal getrouwd, waarschijnlijk met Jacques en Jan toch niet meer weken naar Frankrijk of elders zou gaan leek mij dit een doenlijk alternatief voor het bij tijd en wijle sportief lozen van teveel aan energie.
Om dicht bij huis te beginnen en te bezien of ik het leuk zou vinden koos ik voor het zo geheten Floris-V-pad: wat nu nog de grens van de Randstad vormt is misschien over een aantal jaren volgebouwd, en kon ik nu nog in ongerepte staat zien. Ook zijn alle plaatsen aan de route gemakkelijk voor heen- en terugreis snel bereikbaar met de trein. Ook verwachtte ik (en naar zou blijken: terecht) dat dit pad minder druk begaan zou worden dan het genoemde Pietenpad.
Toen ik eind 2001 het Floris-V-pad af had besloot ik, ook de rest van LAW-1 te doen. Had ik de daarmee samenhangende delen geheten Zevenwoudenpad en Flevopad ook gehad dan had ik toch een mooie streep van zo'n 600 kilometer door Nederland getrokken: van Lauwersoog naar Bergen-op-Zoom.
Aangezien Marianne en ik onregelmatige werktijden hebben, en we niet altijd samen vrij zijn schieten er af en toe een paar dagen achter elkaar over waarin ik vrij heb en Marianne moet werken. Als ik aan zie komen dat het weer zich leent voor een wandeling bel ik een overnachtingsadres ergens halverwege een traject dat ik mij heb voorgenomen af te leggen, vul ik mijn rugzakje en ben ik een paar dagen weg: niemand die me iets te vragen of te zeggen heeft, weg van de gekte van stadsleven en werk.
Wandelaar
Wandelaar, het zijn uw sporen
waar de wegen uit bestaan;
wandelaar, er zijn geen wegen,
ú schept wegen, tree na tree.
Tree na tree ontstaan de wegen
die u nooit meer kunt begaan,
want uw pad loopt (zult u merken
als u omziet) met u mee.
Wandelaar, niets zijn uw wegen
dan een kielzog op de zee.
Antonio Machado, Caminante
vert.: LvZ
O Wandern, Wandern, meine Lust,
O Wandern! Herr Meister und Frau Meisterin,
Laßt mich in Friede weiterziehn und wandern.
Uit: 'Die schöne Müllerin' Das Wandern, W. Müller en F.Schubert
DEEL 1: FLORIS-V-PAD (LAW I-3)
Eerste stuk
Maandag 5 maart 2001 half zeven 's ochtends op.
Leiden 07.19
Weesp 08.04 A
08.25 V
Muiden 08.29
Aan het eind van de haven, in 'ome Ko', nam ik een kop koffie en om negen uur precies vertrok ik. Nog een uur lang vulde het geluid van de langs rijdende auto's mijn oren, tot ik rechtsaf de Keverdijk opging en ik van de grote weg af de polder in ging. Het onverharde pad van mijn route bestond uit ontdooide modder en om mij heen bevolkten grote groepen ganzen de weilanden. Onder luid gesnater vlogen opgeschrikte eenden loodrecht omhoog uit de sloten naast me. Een paar honderd meter weg, aan de rand van een kaal bos hield een roedel herten me in de gaten, tot ze zich sprongsgewijs terugtrokken tussen de bomen.
Door grillig gevormde lekken in het wolkendek goot de zon af een toe een stralenbundel, verder bleef het koud en grijs, maar in ieder geval droog. (De enige eis die ik aan het weer stel voor mijn wandelingen: het mag tropisch warm zijn, het mag vriezen, maar ik heb geen zin in sneeuwval of regen of dergelijke.)
Die middag had ik een afspraak met het arbeidsbureau: ik was op zoek naar een stageplaats bij de door mij te volgen opfriscursus vakdidactiek. Met veel genoegen belde ik uit een cafeetje voorbij de Ankeveense Plassen, na een kop koffie, op om te melden dat ik momenteel dringende aangelegenheden elders had. We spraken af voor woensdagmiddag.
Om drie uur liep ik Hilversum binnen. Antiquariaat Frans Melk bleek verhuisd en toen ik eindelijk de Zon-en-maanstraat had gevonden bleek hij - inderdaad: op maandag dicht. Bij V&D voor Mary Muller (die van mijn komst op de hoogte was en de volgende dag zou verjaren) een cd met 'Die schöne Müllerin' gekocht, gezongen door Ernst Häfliger; bloemetje erbij en om zes uur at ik mee. Ze was in haar nopjes.
Later kwam Jack van zijn werk en die avond speelden we met Paultje, die met z'n vader op les zat, een paar spelletjes bridge. De jongen gaf ons allerlei commentaar als het anders verliep dan het volgens zijn begrip van de spelregels hoorde.
Om half elf waren Mary en ik alleen over en we praatten nog een uurtje. Toen hees ik mij met vermoeide voeten het steile zoldertrapje op.
EN NA EEN NACHTJE SLAPEN IS ALLE SPIERPIJN UIT MIJN BENEN VERDWENEN!
Dinsdag 6: kwart voor acht wakker, acht uur op. Ik hoorde hoe een verdieping lager Mary door man en kinderen werd gefeliciteerd en hoe Jack naar zijn werk ging. Met Mary, Paul en Sophie ontbeet ik griesmeelpap.
Ik hielp Mary met het ijs krabben van de autoruit alvorens ze mij, ondanks mijn aanvankelijk verzet, om negen uur bracht naar de plaats waar ik de vorige dag was geëindigd. (Ze vertelde onderweg dat haar zoon, tien jaar oud, hoogbegaafd was bevonden en dat hij groep acht zou overslaan, om het volgend jaar naar het gymnasium te gaan.) Ze had boterhammen voor me klaargemaakt en daarmee begaf ik me naar het zuiden. De zon, die daar ook naar toe moest, verdreef de wolken en het werd een stralende, zelfs windstille dag. Van twaalf tot drie kon ik zelfs zonder jas lopen.
Het stuk Kromme Rade-Lambertszkade bij Loosdrechtse Plassen was, met aan beide zijden water erg, ja stil makend mooi. Op de dorpjes en de paden langs de andere waterwegen was meer het woord 'leuk' van toepassing. In Loenen pauzeerde ik bij een bakkerij voor een kop koffie en een ansicht aan Marianne. Van Breukelen tot Kockengen werd ik voornamelijk door een gevoel van herkenning bevangen: hier ben ik regelmatig met fietstochten geweest.
In Kockengen herstelde ik mijn eerste nalatigheid van deze reis: mijn lippen waren gezwollen en gebarsten, en ik kocht in een supermarktje een Labellostift. Buiten de bebouwde kom raadpleegde ik de routebeschrijving en begreep ik dat ik allerlei bezienswaardigheden, zoals een paar kerkjes waarvan één een bedevaartsoord en ander oud-Hollands fraais, was voorbijgelopen. Ik besefte dat je zelfs bij wandelen ervoor moet zorgen dat je niet te snel gaat: ik had me teveel gericht op 'kilometers halen'. Met als gevolg dat ik aan het eind van de Hollandse Kade een afslag naar het jaagpad langs de Rijn miste. Wel kwam ik zo via het lieve dorpje Kamerik (waarvandaan ik weer een kaart stuurde, die echter nooit is aangekomen) langs een fietspad uit in Woerden.
Daar nam ik de trein van 16.52. Thuis bleek ik op mijn rechter kleine teen een blaar te hebben.
Tweede stuk
Dinsdag 20 maart: trein naar Woerden genomen en via de Lange linschoten naar oudewater gelopen. Prachtig gebied: stil, groen. Halverwege kom je, bij een splitsing, langs een daar niet te verwachten, goed onderhouden huisje met trapgevel. verderop in de tuin staat een kleiner huisje, ook zo mooi, ook met trapgevel.
Na een wandeling van tweeëneenhalf uur in Oudewater en blijven slapen bij mijn ouders.
Woensdag 21 maart, als vond dan de nachtevening plaats van het voorjaar, van een begin van lente kon hier toch nauwelijks sprake zijn: ik ging om enkele minuten over acht de deur uit en binnen vijf minuten was ik weer terug, omdat zich een forse sneeuwbui over mij begon uit te storten.
Het genoegen van dit traject was dus maar kort. Na een kop koffie ging ik nog even langs bij mijn nichtjes aan de andere kant van het stadje, en toen maar terug naar Leiden.
Snelle hervatting van de tocht zou er niet in zitten. Niet dat de winter niet ophield, maar op mijn werk, op de Statenhof, liep ik een coup de fouet op - iets in de spier van mijn rechterkuit was gescheurd en ik zat twee maanden aan intensieve fysiotherapie vast.
Overigens was ook een groot gedeelte van de Nederlandse polders afgesloten: je mocht boerderijen alleen bezoeken worden als je daar wat te zoeken had en dan moest je je schoenen in klaar staande bakken met ontsmettingsmiddel reinigen. Het mond- en klauwzeer (persnederlands: de emkazet) was uitgebroken.
Rond mijn verjaardag kreeg ik weer de kriebels, misschien ook wel omdat ik van Jacques hoorde dat hij met Jan 10 dagen in Duitsland ging wandelen.
Vrijdag 20 juli kwamen mijn ouders langs, nog voor mijn verjaardag. Ik reed met hen mee toen ze terug gingen naar Oudewater. Rechts van ons was een grote waaier van koper en goud de zonsondergang achter Boskoop en Waddinxveen.
Ik had besloten het dit keer stevig aan te pakken: geen B&B, maar gewoon mijn tent en slaapzak bij me, en alles in de grote rugzak. Zoals we dat in Frankrijk hadden gedaan - Jan, Jacques en ik. En ik ging er nu drie dagen tegen aan. (Ik had mij zelfs voorzien van discman met een paar cd's en een boek, maar daar zou ik niet aan toe komen. Ook zou het overbodig blijken om èn parapluie èn regenjas bij me te hebben. het vergeten van bord, beker en bestek bleek een kapitale fout - zeker nu ik ging kamperen.)
Zaterdag 21 juli: zeven uur op, acht uur deur uit. Het was druilerig weer en 's ochtends zouden er zelfs een paar kleine buitjes vallen. Ik had voor de zekerheid een parapluie bij me gestoken.
Ik verliet Oudewater waar de Tiendweg aftakt van de provinciale weg. Gras en brandnetels stonden manshoog, zodat al gauw mijn broekspijpen, schoenen en sokken doorweekt waren van dauw. Onder Haastrecht volgde ik de weelderige Vlist. Bij Bonrepas wist de zon door de wolken te breken, maar al gauw zou ze weer plaats maken voor miezerregen, stuifregen en druppelregen. De hemel zou voor de rest van die dag dicht blijven zitten.
Om elf uur was ik in Schoonhoven, waar ik me opwarmde met een kop koffie en een uitsmijter, gezeten naast een fanatiek kaartend viertal heren van middelbare leeftijd. Na nog een glas cola deed ik boodschappen bij de Albert H. om de hoek. Om één uur voer ik over met de pont. Al stond ik in een kleine overdekte ruimte tegen een verwarmingsradiator, de overtocht was te kort om mijn sokken en voeten te drogen.
Van Nieuwpoort liep een Tiendweg verder. Ik bezocht ooievaarsdorp Het Liesveld en kocht, na wat vriendschappelijk gekeuvel met het meisje achter de toonbank, een set van zes fraaie ansichten voor ƒ 2,- en nog 50 cents fooi. Bij Groot Ammers kwam ik twee verdwaalde vrouwen tegen: een moeder en dochter uit Amsterdam die het Pelgrimspad liepen, dat het Flevopad hier kruist. Het waren de eerste andere LAW-lopers die ik tegenkwam. Ze waren niet echt toeschietelijk voor een gesprekje. Vrees voor een vreemde vent? Hoofdstedelijke verbeelding?
Voorbij Streefkerk, om half drie, pauzeerde ik een half uur, achterover liggend tegen een hekje langs de weg. In de wandelgids las ik over paalkampeerplaats De Donk. Dat bleek een vierkant stukje land aan de rand van een wat bomen, aan twee kanten begrensd met een sloot. Het was met snippers boombast bestrooid en er bevond zich een paal met daaraan pomp voor grondwater.
Ik besloot verder te gaan en vond een paar honderd meter verder toch meer aardigheid aan een voor kampeerders gereserveerd weitje bij een boerderij geheten De Oeteldonk. (Bij navraag bleek me dat de eigenaars uit Den Bosch kwamen en dat er in de buurt veel kikkers zaten, vandaar...) Om vier uur stond mijn tentje. Toen ik daar een half uur had liggen uitrusten voelde ik een streep van spierpijn zich aftekenen over de achterbuitenkant van mijn linkerbeen. En weer een blaar op de kleine teen rechts. De gerimpelde bleke huid van mijn voeten had een uur nodig om weer een normale vorm aan te nemen. foto's Oet.d.
Om tien uur ging ik slapen en ik werd verscheidene malen wakker van de schrik, omdat er geen leven in mijn linkerbeen leek te zitten. Overigens heb ik geen kikker gehoord.
Zondag 22 juli was ik om zes uur wakker. Ik bleef nog drie kwartier liggen. Mijn been!
Om half acht had ik gepakt en drie kwartier later had ik ontbeten en vond ik dat de tent droog genoeg was om mee te nemen. De molens van Kinderdijk liet ik voor wat ze waren en ik trok verder via Brandwijk en Molenaarsgraaf. Tegen tienen begon alsnog een zonnige dag.foto's Brandw./Mol.gr.
Toen ik Marianne de vorige dag gebeld had had ze zich niet lekker gevoeld. Ik kwam onderweg geen telefoon tegen om te informeren of het beter ging. (Want nee, ik loop niet met een GSM op zak.) Ik liep hier duidelijk in de Herejezuswaard: het was stil en de enige auto's die passeerden brachten bejaarden naar kerken. Maar begaven zich te voet en paarsgewijs ouderen met brave tronies, zondagse pakken, dameshoedjes en gepoetste schoenen naar de kerk, vergezeld door bleke jongeren, alleen of hand in hand. 'Ik heug mij Heerjansdam en Hazerswoude/zo'n vijfentwintig, dertig jaar terug.'
Wat vooral opviel was dat huizen, auto's en andere waarneembare menselijke bezittingen er nieuw, zo goed als nieuw, goed onderhouden en duur uitzagen.
In Bleskensgraaf sprak ik een vrouw van 34 jaar achter een kinderwagen, die bij haar ouders op bezoek was. Ze vertelde dat dorpsgenootjes van haar vroeger op de fiets naar school gingen vijfentwintig kilometer verder, in Dordrecht, omdat alleen daar een voldoende strenge school was. 'Een paar waren dan nog zo brutaal dat ze fietsten met een broek aan, maar het eerste wat ze op school deden was naar het toilet gaan om de meegenomen rok aan te trekken.'foto's ca. Dordr
Ik merkte, terwijl ik naar haar stond te luisteren, dat ik nu ook bij mijn grote teen een blaar had gekregen. Ik begon me af te vragen of ik eigenlijk nog wel leuk vond wat ik deed. Op het rijtijdenoverzicht van een bushalte las ik dat op zondag (uiteraard) niet openbaar vervoerd werd. Ver voorbij de bebouwde kom trof ik aan de dijk restaurant De Krom, dat open was. Aan de deur waardoor ik binnenkwam hing een grote, als oproep bedoelde aankondiging dat hier wekelijks voor de jongelui een 'GOSPELTHEEK' werd gehouden.
Om een uur, na een kop koffie, broodje gezond en een biertje, ging ik verder, naar het Alblasserbos. Ook daar was een paalkampeerplaats, maar ditmaal weerhielden andere overwegingen me: het was nog te vroeg om al een tent op te zetten en er liep wel erg veel dagjesvolk rond. Wel liepen er allerlei hanen en kippen vrij rond - heerlijk om bij wakker te worden. Maar het was nog geen drie uur en het weer knapte steeds meer op.
Tegen vier uur kreeg ik, voor Dordrecht, bij een golfterrein een wijzerbord NJHC in het oog en na een paar bochten kwam ik aan bij budget-hotel De Hollandse Biesbosch. Daar eenmaal in de algemene ruimte beland besefte ik dat NJHC een centrale is van jeugdherbergen: een tiental aangeschoten Britse pubers met zonnebrillen op hield zich daar schreeuwend andere bezoekers en de verveling van het lijf - jongelui met een coupe craniotomie (of: haircut herseningreep), kleurbehandeling zonnesteek en de het resterende haar in wanordelijke pieken gestijfseld.
Voor slechts één gulden bracht een taxi mij naar de dichtstbij zijnde bushalte. Ik stapte op de bus. Ik had er genoeg van, van alles, en ik ging naar huis.
Derde stuk
Vrijdag 12 oktober naar Dordrecht vertrokken met de trein van 10.18. Er was een zonnig en droog weekeinde voorspeld.
Om kwart voor twaalf was ik weer waar ik vorige keer was geëindigd. Ruim een uur lang wadend door de blubberige Grienden, de moerassig begroeide oevers van de Nieuwe Merwede vergat ik de bewoonde wereld. Over verharde weg rondde ik de rest van het eiland van Dordrecht tot ik door de tunnel onder het Dordtse Kil in de Hoeksewaard kwam. Daar at ik een appeltje en sloeg de capriolen gade van rolschaatsende jongelui in een zo geheten half pipe, net zoals een aantal duistere knapen die op hun scooters hingen als ze niet, ermee scheurend en steigerend, het gras eromheen vernielden. foto's Grienden
Op de Hoge Dijk, in de polder Oud-Beversoord, stonden de distels zo hoog dat ik er doorheen moest lopen als werd ik onder schot gehouden: de armen hoog, de handen gevouwen tegen het achterhoofd. Aan het eind stond een groot paard te grazen. Het keek mij ontevreden aan en stond waar ik het hek over moest. Ik liep dus langs de voet van de dijk maar een paar honderd meter door tot ergens het prikkeldraad laag genoeg stond. foto's Strijen
Strijensas is een dorpje van vijf zes straten. Omdat ze in de kroeg daar alleen van sjiekere kaarten dan mijn giropas betaling aannamen verwezen ze me naar het plaatselijk postagentschap: bij de kerk het plein over, laatste bungalow links, in de schuur 'en zeg maar dat u van het pension komt'. Het was half acht 's avonds, maar het gepensioneerde mannetje dat voor mij zijn balie en kluis opende keek helemaal niet vreemd op.
Om negen uur kreeg ik de sleutel van mijn kamer - een van de kamers in de verder lege woning aan de overkant van de straat.
Zaterdag 13 oktober. De wekker ging om half acht, en om acht uur werd er, zoals overeengekomen, aan de deur geklopt. Twintig minuten later zat ik weer in de kroeg. De ontbijttafel was een landschap van bruinbrood, witbrood, krentenbollen, boter, kaas, stroop, pindakaas, jam, gekookt eitje, melk, thee, jus en koffie.
Om kwart over negen vond ik dat ik er weer een dag tegen aan moest kunnen.
Het was een zomerse ochtend en tintelend van genoegen ging ik tweeëneenhalf uur voort: Buitenweg, Luchtenburger Dijk, misgelopen, Eerste Dwarsweg, gehucht Schuring, Tweede Dwarsweg. Toen in de galerie van Els Lorwa een kop koffie gedronken en haar verteld dat haar achternaam ook in Bordewijks 'Rood paleis' voorkwam. Een ansicht van een van haar beeldhouwwerken deed ik in Numansdorp op de bus, als aardigheidje voor Marianne.
Daar kocht ik ook een paar broodjes en beleg voor een lunch op een bankje in het groen, aan het Hollands Diep. Toen ik doorliep door de Westerse Bekade Gorzen sneed een akelig geluid mij in de oren: het leek aanvankelijk op het geluid van muggen op een stille avond in de huiskamer, maar al snel deed het denken aan een paar kettingzagen die aan het oefenen waren. Ik vermoedde de aanwezigheid van crossmotoren, maar het bleken speedboten en een waterscooter te zijn, in de buurt van een strandje. Verderop het water voeren afgetuigde, patserige zeilboten elkaar op motorkracht in de weg. foto's ca. Har.vl.
Wie de Haringvliet wandelend overgaat krijgt daar nog bij dat er voor voetgangers, ja zelfs voor fietsers geen aparte baan is, zodat auto's en motoren je de vouw uit de broek rijden. Op de driehoek land van hellegat werd ik alsnog getracteerd op het hersentergend geknetter van een paar jakkerende terreinbrommers - tja, zoiets wil je natuurlijk niet in of bij de bebouwde kom hebben... Na drie kwartier, voorbij de Volkeraksluizen, kon ik weer van de snelweg af, en de boswandeling van Zwanenmeer naar Lantarenweg was een weldaad.foto's ca. W'stad
De haven van Willemstad ligt dan weer vol patserige boten. Over de kades en in de autovrije straten van het goed geconserveerde vestingstadje lopen foute managementtypes en gepensioneerde geldverdieners de toerist uit te hangen. Het VVV-kantoor achterin het dorp bleek, om kwart over vier, dicht te zijn. Uiteraard weet niemand hier je te vertellen wat voor openbaar vervoer er is en hoe laat dat waarheen gaat. Buiten het stadje vond ik een bushalte: op zater- en zondagen rijdt alleen een zo geheten bustaxi naar Numansdorp, die vertrekt om 10 minuten over het uur nadat je hem hebt besteld. (Had je van tevoren wat nauwkeuriger je wandelgids moeten raadplegen, Van Zanen! Het is toch echt allemaal achterin te vinden...) Onder het wachten in café De Rosmolen nam ik een paar biertjes.
Van Numansdorp kun je met de bus naar Dordrecht en naar Rotterdam.
Vierde stuk
Zaterdag 17 november: opgestaan om kwart voor zeven, trein van 7.35 naar Bergen op Zoom, aankomst: 8.53. foto's ca. BoZ
Ik legde het laatste stuk in de andere richting af omdat Willemstad voor een startpunt te slecht bereikbaar is en omdat ik geen zin had twee dagen lang doorlopend een laagstaande zon in het gezicht te hebben.
Voor een goede indruk was ik te kort in Bergen, maar het centrum kwam me pittoresk voor. Een uur later liep ik in uitbundige najaarsschoon vol groen, geel, rood en bruin. Om half elf pauzeerde nam met een broodje en koffie uit de thermoskan bij een omheind weitje en zag ik wat het snerpende gegil voortbracht dat ik van verre al had gehoord: een zestal zwarte hangbuikzwijntjes.
De onverharde wegen waren drassig, de hemel was dichtgeplakt met grijze wolken en de mist materialiseerde zich af en toe in mot- en miezerregen. In de drassige velden van het Halstersche en het Oudlandsche Laag kwam ik onvoorbereid terecht op een zo geheten laarzenpad. Het volgen van een paar recente aanwijzingen van route-omlegging leidde zelfs tot verdwalen zodat de moed me in de soppende schoenen zonk. (Boekje van tevoren lezen, Van Zanen!)foto's ca. Steenb.
Toen ik Steenbergen naderde, even over drieën, begon het weer op te klaren. Ik kocht, schreef en verstuurde kaarten vanuit de restaurant-ruimte van een hotel. Ik probeerde van een kop koffie en een broodje te genieten terwijl voor en achter mij een scanner, een radio en een geluidsinstallatie speelden en iemand van het personeel ter verhoging van de feestvreugde daaroverheen de televisie aan zette. Toen ik het plaatselijk logies-en-ontbijtadres belde bleek dat al bezet te zijn en ik moest tenslotte terug naar het hotel, dat het enige van Steenbergen was.
In het kleine kamertje, schuin boven de gelagkamer, sliep ik, ondanks de drukte onder mij rond tienen toch tevreden in.
Zondag 18 november. Om half zes was ik al wakker maar de wekker moest me om half acht toch nog uit een dommel halen.
Om half negen kwam ik aan het ontbijt en ik mocht kiezen hoe ik mijn voor eitje wilde hebben: gekookt of gebakken. Een half uur later had ik afgerekend. Ergens achter mij luidde een kerkklok me uit toen ik Steenbergen verliet. Het bleef 's ochtends droog, en verder even grijs als de voorafgaande dag.
Het landschap was saaier dan voorheen - kaler, vlakker -, maar het was een echte vogeldag: hier en daar een meesje, veel ganzen bij elkaar in op de opengehaalde ploegstrepen in de polder, een biddende sperwer of buizerd in de lucht, een vlucht zwanen.foto's ca. Volk.-sluizen
Als verrassende onderbreking om half elf de schutsluis Benedensas bij het Krammer/Volkerak. (Voor mijn ochtendbout werd ik eerst door de sluiswachtersvrouw verwezen naar het hokje op het terrein bij het jachthaventje, maar dat droeg de mededeling 'gesloten van april tot oktober'; pas na aandringen - mijn nood was intussen hoog - mocht ik bij haar terecht.) Het rolbruggetje met slagbomen over de schutsluis mag de voorbijganger met een druk op de knop zelf electrisch bedienen.
Een kwartier later begon het weer te miezeren.
Ik naderde Dinteloord toen de klok daar één sloeg. In het restaurant achter de kerk was de eigenaar aan het opruimen. Zondags brengt een aantal boeren uit het dorp na de kerkdienst eerst de vrouwen naar huis en drinkt hier dan een borreltje, om dan voor het eten naar huis te gaan. Ze waren net opgestapt, er zat voor mij nog wel een kopje in de kan, hoewel hij dus eigenlijk al dicht was.
Na een kletspraatje over de suikerfabriek en de stank die deze altijd veroorzaakte, groette ik en stapte op om een paar broodjes te eten op een bankje op het groots opgezette, lege Raadhuisplein.
Om 14.19 vertrok bus 111, die me in drie kwartier terug naar Bergen bracht. Daar trein van 15.08, om kwart voor vijf was ik thuis.
Het Floris-V-pad was af. Ondanks het grauwe weer van de laatste dagen was me het lopen goed bevallen: je kunt je energie op zowel gezonde als onderhoudende wijze kwijt, je hoeft een paar dagen met helemaal niemand rekening te houden. En de eerste twee dagen na terugkomst steekt de drukte van het gewone leven onaangenaam af tegen de herinnering aan de genoten rust en onafhankelijkheid.
DEEL 2: ZEVENWOUDENPAD (LAW I-1)
Eerste stuk
Zaterdagochtend 5 januari 2002 om negen uur kwam in Wijster de door mij bestelde treintaxi voor. (Ik was met Marianne gaan logeren bij Margreet en Geer: dan zagen we die ook weer eens, en kon ik 's morgens tenminste op een nog enigszins aanvaardbaar tijdstip aan mijn wandeling beginnen.)
Beilen (trein) 09.25
Groningen 09.54 A
Groningen (bus)10.20 V
Lauwersoog 11.13
Vanuit de bus zag ik rechts achter me het stoomtreintje naar Oost-Groningen verdwijnen in de ochtendmist. Bus 163 heeft onderweg een paar haltes in dorpjes in een verder kale vlakte. Na een half uur ga je een dijk over, waarachter 's zomers waarschijnlijk een weelderig moeras- en bosterrein opdoemt. Dat de ingeperkte voormalige Lauwerszee een fraai natuurgebied is valt ook in de winter te zien aan de spookachtige boomskeletten en dorre stoppels van struiken en dergelijke gewassen. Hoog aan de bleke hemel stond het laatste kwartier van de volle maan van midwinter.
De laatste halte van de bus is de het veerpontstation naar Ameland en Schiermonnikoog. Hier, midden op de dijk, die de Waddenzee buiten houdt begint Lange-afstandswandeling nummer één.Na een paar kilometer bereik je Friesland. Voor mij gingen enkele wandelaars over de zeedijk verder, naast mij een paar meeuwen en beneden renden driftig strandlopertjes; ik sloeg linksaf en hobbelde over harde, oneffen grond naar het zuiden. Af en toe verhief zich een groep vogels als ik hen te dicht naderde (brandganzen, volgens de wandelgids).
Bij Ezumazijl vertrouwde een schaatser, die in de portieropening van een auto zijn ijzers afbond, mij enthousiast toe: 'Ik heb ginder een roerdomp gezien. Echt! Ze zijn er dus nog.' Hij zag mij, met kijker voor de borst, blijkbaar voor een kenner aan.
Om kwart over twee was ik bij de Dokkumer Zijlen - op tweederde van mijn voorgenomen traject. De zon zou ondergaan om half vijf en ik besloot, zonder pauzeren door te lopen langs het Grootdiep. Trouwens, het café op de hoek was toch gesloten: welke gek loopt hier ook in januari als er geen Elfstedentocht is?
De zon verdween zonder overleg achter de wolken en het werd grijs en koud. Schots en scheef uitstekende stukken opengevaren en weer vastgevroren ijs, wel een decimeter cm. dik, deden denken aan de romantische wintergezichten van Caspar David Friedrich.
Om kwart over vier passeerde ik het bordje 'Dokkum'. het was al bijna donker. De eerste gevellichten weerspiegelden al in het grachtje.
Na een uitgebreide patatschotel in een snackbar betrad ik om kwart voor zes de gelagkamer van hotel 't Raadhûs, en ik kon een kamer op zolder krijgen. Dat leek hen verstandiger, als ik geen bezwaar had:
- Het zal vanavond wel tot een uur of twee rumoerig zijn. Daar wilt u niet direct boven liggen.
- Ik slaap overal, en door alles heen. Maar bedankt. Misschien kom ik trouwens wel even meedoen.
Tegen elven ging ik slapen en ik heb niets van rumoer gemerkt. Ik werd alleen rond vijven even wakker van een bonkende autoradio, een slaand portier en wat stemmen.
Zondag 6 januari. De wekker ging om half acht en ik nam de tijd voor een weekbeurt in het ligbad van die verdieping. Om half negen was ik beneden.
Een blonde Friezin van rond de achttien jaar had mijn een tafel voor mijn ontbijt gedekt en was de koperen tap, de dito stang langs de bar, de asbakken en alle andere onderdelen en attributen van koper aan het poetsen. Dat hoorde bij de dagelijkse routine, zei ze en dat vond ze heel gewoon. Mijn gewandel vond ze vreemd, zij het bewonderenswaardig. 'En dan nog normaal praten ook!' voegde ze er prijzend aan toe. Om half tien liet ik haar, met een paar binnen gekomen vrienden in gesprek, achter.
Voor ik de bebouwde kom verliet bezocht ik de Bonifatiusbron met het beeld van de zendeling die met een boek boven zijn hoofd de slagen van de heidense zwaarden af tracht te weren. Mijn schoollatijn was nog toereikend genoeg om zonder woordenboek de inscripties op de sokkel (resp. zuid, oost, noord, west) te begrijpen:
HIC BONIFATIO LUMEN VITAE EXTORTUM DCCLIV HIC FRISIAE EVANGELII LUMEN EXORTUM
CREDITON IN ANGLIA NATUS
BONIFATIUS DOCCINGAE IN FRISIA DENATUS
FULDAE IN GERMANIA HUMATUS
Het was gaan dooien. Hoewel het grijs bleef weigerde het vocht in de lucht gelukkig om druppels te vormen. Het ijs in de plassen ontdooide en in de karresporen en sloten stond nog een dun smeltend laagje op kleiner wordende voetjes van bevroren water.
Moeiteloos liep ik tot de vijftien kilometers naar Kuikhorne in minder dan drie uur. Om even over twaalf stak ik het spoor over en volgde dat rechtsaf naar station Veenwouden. ik verwachtte, door het boemeltje naar Leeuwarden te worden ingehaald, zodat ik - hoelang? - zou moeten wachten, maar tegen enen stapte ik in het tjoektjoekje. De provinciehoofdstad zag er, om 13.18 uur, zo levenloos uit dat ik de eerstvolgende trein naar Utrecht nam. De zondagsopening van winkels daar kwam mij vertrouwder voor. De Slegte had me echter niets te bieden en om zes uur was ik in Leiden.
(Het lenen van een maillot van Marianne was een goed idee. En de Purol, die ik in Dokkum kocht voor tegen gebarsten lippen en open liggende huid onder de neus zou voortaan ook deel uitmaken van mijn standaarduitrusting.
Maar weer had ik vergeten, bord en bestek mee te nemen.)
Tweede stuk
Goede Vrijdag 29 maart 2002 vertrok ik met de trein uit Leiden bij 14 à 15 graden Celsius en prachtig weer: helder en zonnig. Ik had vooraf telefonisch onderdak geregeld, want ik verwachtte drukte.
Leiden 09.01
Schiphol 09.20 A
09.23 V
Leeuwarden12.00 A
12.20 V
Veenwouden12.35
Zonder noemenswaardige pauze liep ik tot Eastermar (Oostermeer). Onderweg sprak ik een stelletje, twintigers, dat met kampeerbepakking hier voor twee dagen liep.
In Jistrum (Eestrum) pauzeerde ik en heb ik het prachtige bakstenen kerkje uit de XII-e eeuw van binnen bekeken. Het stond open en de koster schreef juist met krijt op het betreffende bord welke psalmen die avond zouden worden gezongen. Zijn kinderen speelden tussen de stoelen en zijn vrouw vertelde me dat de (kerk)gemeente zo'n tweehonderd zielen telde. Er was één kleuren- en één zwartwit-foto, maar beide te groot om in de rugzak mee te nemen.
Om kwart over vier nam ik met een pul bier plaats op een terras in Eastermar. Ik had van tevoren telefonisch een bed-and-breakfast afgesproken, dus ik had alle tijd. Na mijn tweede pul pakte ik de brief van de familie Schouten erbij, raadpleeg de kaart en ontdek dat ik nog zeker vijf kilometer door moet. Dus ik pakte mijn spullen weer, sprak mijzelf bemoedigend toe en toog verder.
'De Fruittuin' bleek een omgebouwde boerderij. Op de oprit stonden een paar grote, glimmend gepoetste auto's. De vroegere deel was omgebouwd tot ontvang-, eet- en leeskamer voor gasten en lag vol VVV-folders en glossies. Ook de rest van de aankleding was bestemd voor middelbare stellen met voldoende geld om zich hier beschaafd te vervelen. Ik had een grote kamer met grote, wit geschilderde meubelen, en na het douchen ontdekte ik dat er geen wekker stond. Bij navraag bleek dat de andere gasten om negen uur wensten te ontbijten. Dat was mij te laat, dus ik vroeg of ik om half acht kon worden gewekt.
Zaterdag 30 maart Ik was om acht uur de enige aan tafel, en ik vond een karig ontbijt, vergeleken bij de overdaad die ik eerder elders had ontmoet. Dit was het eerste adres waar ik bijvoorbeeld geen eitje erbij kreeg, in het paasweekeinde nog wel. Ik moest voor het minimaal stillen van mijn trek er nog een bruine boterham bij vragen. Toen ik om kwart voor negen vertrok kwamen de eersten van de rest beneden.
Om elf uur sprak ik in Drachtstercompagnie op straat twee Friese jongedames aan met de vraag of er het café open was, waarvan mijn gidsje melding maakte. Het bleek pas 's middags te openen, maar ze raadden me hulpvaardig aan, van de kantine van het voetbalveld gebruik te maken - daar, aan de overkant van de straat. Weliswaar kreeg ik de koffie daar in een plastic bekertje, maar hij smaakte goed. Buiten trainden de junioren. Ik stapte op toen ze van het veld kwamen.
Aan de onderzijde van kaart 16, groette ik op de Feart een boer, die bij het hek stond te schoffelen. Hij vroeg of ik aan de wandel was en we raakten in gesprek. Zijn vrouw vroeg mij even later binnen voor een kop zelf gemaakte soep. De man liep, vertelde hij onder het eten, het Pietenpad in trajecten van een dag. Dan stapte hij 's ochtends heel vroeg in zijn auto, reed naar waar hij gebleven was (hij was nu gevorderd tot bovenin Limburg), liep dan tot de avond, nam een bus of trein terug naar waar zijn auto stond en reed terug naar huis:
- Want ik heb nog nooit een nacht van huis geslapen, zolang ik getrouwd ben.
Daarna liep ik een eindje met een jong stel op, dat ook deze route wandelde en met wie ik in Ureterp een kop koffie dronk.
Om vijf uur was ik in Beetsterzwaag. In de kroeg sprak ik een Zeeuws-Vlaming die een paar dagen op de sportfiets door Friesland aan het toeren was. Om half zeven belde ik aan bij mevrouw Kloppenburg, in de weids aangelegde nieuwbouwwijk. Ze had voor mij een kamertje op de eerste verdieping, met televisie.
(Zondag 31 maart, Eerste Paasdag, werd ik om half acht gewekt. Opstaan herinnerde mij eraan dat ik me 's avonds lelijk had verstapt op de stoep bij de kroeg: pijn sneed door mijn achillespees, die ook niet verdween na een uitgebreide douche.
Beneden stond een ontbijtje met eitje voor ma klaar, de radio stond op FM-klassiek en met mijn gastvrouw, die mij gezelschap hield, praatte ik wat over muziek. Om negen uur gordde ik mijn rugzak om.
De eerste vijf minuten van de wandeling bestonden uit moeizaam gestrompel. Daarna kreeg ik de pas erin. Hetzelfde na een kwartiertje pauze, rond elven. Maar om kwart over één ging het fout: ik had een half uur gerust en geluncht, op een parkeerweitje bij paal 684, tussen Prikkendam en Elsloo, en vervolgens kon ik nog slechts moeizaam hinken. Het kostte me wat trots, maar ik besloot, een eindje te liften. De vijfde auto stopte: een middelbaar echtpaar met oude moeder achterin bracht mij naar Diever.
Daar besloot ik om kwart over twee, na twee koppen koffie op een terras, dat ik het maar weer eens moest proberen. Ik moest nog naar Dwingelo, Spier en Wijster. Een kwartier later voelde ik mij redelijk in staat, de wandeling te volbrengen, zij het enigszins strompelend.
In Boswachterij Dwingelo nam ik in de buffetruimte van een vacantiehuisjescomplex ter versterking een biertje en verstuurde een paar ansichten. Wijster was nog vier kilometer, vertelde het jeugdige personeel mij. Om kwart voor zes vertrok ik, maar het was kwart over zeven voor ik bij mijn einddoel was: bij Geer en Margreet.
Bij het binnengaan van het dorp zag ik dat de stamtafel van de kroeg vol zat. Alle dertig hoofden keken door de ruit mijn kant op en volgden mij. Even was ik vanwege een hoek in de muur voor hen onzichtbaar, maar ook daarna zag ik dat ze allemaal nog in starre verbazing dit ongewone schouwspel gadesloegen: een vreemde man! een wandelaar! met een hoed op! en met een rugzak! Voor ik uit beeld verdween draaide ik me naar hen toe, en stak twee wijsvingers naast mijn hoofd omhoog.)
Derde stuk
Zaterdag 8 juni. Er werd 40% neerslag verwacht voor het weekeinde en 60% procent zonneschijn. Weliswaar bleef meestentijds de lucht betrokken, maar het was voortdurend droog en aangenaam warm.
We stonden samen om half zeven op: Marianne had een georganiseerd dagje fietsen met collega's, in Overijssel. Ik nam de trein van kwart voor acht en bereidde me voor op een lange reis: ik zou de wandeling beginnen in Beetsterzwaag. De conducteur vertelde me dat ik tussen Zwolle en Steenwijk een bus moest nemen vanwege 'werkzaamheden aan het spoor'.
Leiden 07.44
Schiphol 08.00 A
08.02 V
Zwolle (bus)09.50 A
09.55 V
Steenwijk 10.35 A
10.43 V
Heerenveen10.57
Heerenveen had als aanblik alleen een grote hoeveelheid moderne kantoorgebouwen te bieden, en omdat ik vijftig minuten zou moeten wachten op een bus liep ik alvast naar buurtschap De Knipe. Daar stapte ik op de bus naar Beetsterzwaag.
Vanuit de vertrouwde Dorpsstraat hernam ik om half twaalf het pad, de Lippenhuisterheide over en zo verder. Tegen tweeën betrad ik in Jubbega een cafeetje langs de weg voor een kop koffie. Toen ik de drie aanwezige heren vertelde dat ik richting Noordwolde wenste te wandelen begon de uitbater ongevraagd kennissen van hem aldaar op te bellen voor onderdak - geen plaats, kreeg hij te horen. Maar in Oldeberkoop (klemtoon op de laatste lettergreep), wisten ze, was een hotelletje. Nog twee koppen koffie later trok ik verder, over Hoornsterzwaag en Egypte.
In Oldeberkoop werd ik met muziek ontvangen: diverse groepen van de streekmuziekschool demonstreerden hun vocaal en instrumentaal kunnen op een weitje. Ik deed een paar boodschappen en nam tegenover de uitvoerenden plaats op een terras. Na een half uur stond een blonde vrouw voor mij stil, keek me aan en vroeg:
- Sorry, maar hebt u een broer die Herman heet?
Ik zei van niet en vroeg waar die dan wel zou moeten wonen. In Oegstgeest, was de suggestie - daar kwam zij oorspronkelijk ook vandaan. Ze liet zich niet teleurstellen en vroeg of ik op doortocht was, of ik al onderdak had. Ik vertelde dat ik had gehoord over een hotelletje.
- Nou, als dat vol is kunt u wel naar Schuinpad 22 komen. Schuinpad. Nummer 22. Dag!
Ze stapte op. Ik verliet de dorpskern om bij de provinciale weg hotel Lusia te bekijken: het was een klein, wit huis met sjiek-tuttige beplanting en aankleding. In de tuin, op het grintpad, zaten twintig poenig geklede bejaarden. Ik vluchtte het dorp weer in, at daar en meldde mij om half negen op het Schuinpad. Er woonde een vader en moeder met twee kindertjes van nog geen tien jaar in een omgebouwde en modern ingerichte, voormalige boerderij. De heer des huizes was schoenmaker en vervaardigde maatschoenen, nu hier, vroeger in Leiden. Ik mocht slapen in de televisiekamer op een degelijke, grote uitklapbank.
Zondag was ik om acht uur op. Aangezien mijn gastheer, die ik op de gang tegenkwam toen hij wegging, geen geld wenste aan te nemen schreef ik een vers:
Een echtpaar uit Oldeberkoop
gaf een loper uit Leiden weer hoop:
welke weg ik ook kies,
ik vind altijd logies
wanneer ik door Nederland loop.
Na een kop koffie met mevrouw en de kinderen zette ik om kwart voor negen mijn wandeling voort.
Het was een dag om vrolijk van te worden: de lucht was strak helder geworden, de zon scheen, overal zag ik veulens, lammeren en kalveren. Kleine vogels vlogen in en uit bomen en gestruikte. In Boijl bleef ik bij een kerkje met klokkestoel staan - oorspronkelijk van 1600, laatste restauratie 1984. De luidklok, die behoort tot de oudste van ons land, had het randschrift:
Ende lut bequame/ Martines Klocke is mijn name./ In 't jaar van ons
Heeren 1399.
foto's klokkestoel Boijl Twee oude mannen hadden me kampeerboerderij 'Te hooi en te gras', aan de rand van het dorp, aangeraden voor een kop koffie. Maar de meisjes die in de tuin zaten voelden blijkbaar niets voor bezoek van een vreemd manspersoon en zeiden dat er geen bediening was.Van Boijl naar Vledder voerde de route door een prachtig, weelderig bos en het ware er mooi en heerlijk geweest als mij niet de muggen gans en geheel lek hadden gestoken. Jeukend zette ik mij op een terras in Vledder, in de schaduw van de begin XIII-eeuwse kerk, voor een kop koffie en een tosti.
Toen op naar Steenwijk. Ik begon mijn benen aardig te voelen toen ik een toegankelijk stukje land zag waar de weg over de Steenwijker Aa gaat. Helaas bevond zich daar al een stel puber met een auto waar bonkgeluiden uit opstegen, dus ik ging maar door.
Steenwijk heeft veel nieuwbouw. Ik sjokte een vervelend halfuur voordat ik aankwam bij het station. Een half uur later, om kwart over vier vertrok de bus. Een uur later vertrok de trein uit Zwolle, onder het wachten in Utrecht nam ik een uitsmijter en om half acht was ik thuis. (Lopend over een van de balcons in de trein ontdekte ik op een sticker aan een kastdeur nog een mooi isogram: 'Verbandkist'.)
Ook het Zevenwoudenpad was gelopen.
DEEL 3: FLEVOPAD (LAW I-2)
Eerste stuk
Aanvankelijk was ik van plan, te beginnen daar waar ik het vorige deel had beëindigd, te weten Steenwijk, maar afgezien van de lange duur voor je daar bent zou een eerste dagmars, had ik uitgerekend, uitkomen nabij Giethoorn - een iets te toeristische omgeving voor een eenzame wandelaar, op zoek naar slechts zichzelf, het land, en rust. In mijn eentje ben ik overigens niet gegaan: Jacques had belangstelling getoond voor een paar dagen meelopen en kamperen. Hij had gevraagd of hij Jan mee mocht vragen, en die kon ook. Dus zeven jaar na onze laatste Franse wandeling waren we weer samen op pad. (Tussendoor hebben we een of twee keer een dag met zijn drieën gewandeld.) We stonden op perron 1 gereed voor de trein van 10.08 naar Utrecht. Ik had dat net kunnen halen met de vorige dag inpakken van de belangrijkste spullen en die ochtend, uit de Statenhof, de laatste controle en inpak. (Ik bedacht mij, toch nog iets vergeten te hebben: zonnebrandolie - en het zouden mooie dagen zijn. Ik voorzag mij bij de stationsdrogisterij.) Onze trein bleek uit de vaart genomen te zijn, dus we vertrokken een half uur later, op naar Nijkerk.
Daar liepen we rond het middaguur over het industrieterrein tot we uitkwamen op een pad langs de Arkervaart, waarvan ik me de rust herinnerde toen ik er op een ochtend met Hans Kroon had gefietst. Kwart over een waren we de Nijkerkerbrug over en aten we in het gras van de meegenomen boterhammen.
De zon scheen duchtig. Het was af en toe bijna afzien, voor een eerste dag en met dertig graden (of hoger), lopend over een eindeloze dijk, aan het eind waarvan een huis stond dat we maar heel langzaam bleken te naderen. Tenslotte waren we in Zeewolde, en zetten wij ons op het eerste terras van het winkelplein - een Zuidamerikaanse gelegenheid, en lieten ons een paar pullen bier smaken. (Marianne gebeld met Jans GSM.) Bij Albert van de Kleintjes deden we boodschappen voor het avondeten (: bonen, linzen, hachee, en voor elk een flesje wijn) en lieten ons aanraden, te wandelen naar de Staatsbosbeheer-camping 'De Dasselaar', waar we vanaf half zeven in een inham tussen de bomen bij paaltje 33 een kalme avond en nacht hebben doorgebracht. Afrekenen kon via een formulier en een gastenboek: 12 E 60 voor ons drieën.
Zaterdag was ik tegen half acht wakker en hoorde ik tikken op de tent. Regen? Het waren dauwdruppels die van de boomblaadjes lekten. Voor negenen waren we op en schoon en konden we aan het ontbijt. Rond tienen vertrokken. In Zeewolde aan de dijk bij een Chinees op het terras koffie genomen.
Het was flink warm, en er stond een klein windje, genoeg om een vermoeden van verfrissing te ervaren. We volgden de dijk, en pauzeerden waar die een bocht maakt, bij het observatiepunt waar de Knardijk begint. Gezwommen in het Veluwemeer.
Bij de brug naar Harderwijk moesten we een beslissing nemen over boodschappen voor die avond en zondag. Ik legde een paar overwegingen aan de anderen voor: 1. oversteken, daar boodschappen doen en verder lopen; 2. een van drie naar de overkant voor boodschappen en als die terug was verder lopen; 3. de bus naar Biddinghuizen nemen, daar boodschappen doen en dan verder lopen? Het werd het laatste. We wachtten op een jachthaventerrasje bij een pul bier op de bus van een over half drie. Boodschappen in een C1000 (of: 100M?) gedaan, Jacques sprak nog een opaatje aan dat sigaren voor de zondag kwam halen, en vertelde dat hij al 38 jaar hier woonde (oorspronkelijk kwam hij uit het Groningse boerenbedrijf).
We liepen terug naar de kust en liepen door boswachterij Spijk-Bremerberg tot in de buurt van Walibi-Flevo. Daar was volgens het NIVON-boekje een kampeerboerderij: niet dus. Wel bevond zich er een Colombine-huis (voor gepensioneerde toneelspelers?) en er was een boerderij waarvan de bewoners ons zeiden dat we wel op een weilandje achter hun schuur mochten staan. We kwamen langs een leegstaand, althans ongebruikt kamphuis van 'Lowland adventure' (: een week later zou hier het Lowlands festival plaatsvinden) en vonden een prachtig recht, pasgemaaid weitje waar we de drie koepeltjes optrokken. Onder het eten hoorden we elke drie minuten de meisjesgillen uit de achtbaan, waarvan wij de hoogste bocht tussen de bomen door konden zien.
Ook zondag was het prachtig weer. We stonden om acht uur op, belegden ons brood en ontbeten. Een klein uur verder kwamen we bij vacantie-oord Riviera, waar we langs het overdekte zwembad vol kindertjes een kop koffie dronken. Een half uur verder stond een man bij een wagen met een koeldoos - zijn waterijsjes smaakten ons goed. Tussen de bomen was een afgebrand etablissement te zien: de ijscoboer vertelde dat het van hem was geweest, tot de brandstichting van het enkele weken geleden.
Vandaaraf gingen we voornamelijk door bos. Op een kruising waar we stopten voor een lunch wees Jacques me op een klein, zwart padje ter grootte van het uiterste kootje van mijn pink dat uit het gras kwam gesprongen: steeds hop-hop-hop-effezitte. Ik volgde hem naar de overkant van het bospad. We deden er anderhalve minuut over. Libellen snorden hoog in de lucht, bij struiken en bomen speelden vlinders verliefd krijgertje.
Bij de Roggebotsluis kwamen we bij een zo te zien onder automobilisten en brommerrijders populaire duo-tent voor vis, patat en frisdranken en namen een biertje en een visje. gesprek met een van de medegebruikers leerde dat er bij de Ketelhaven geen camping meer is, zodat we besloten, maar over te steken naar het oude land. We betrokken een plek op het trekkersveld van jachthaven- camping 'Roggebotsluis', waar het redelijk rustig was en waar de snackbar/kroeg/winkel een terrasje bezat voor nog een biertje. We deden boodschappen, dineerden uit de frituur (: patat, kroket, loempia) en zetten ons met onze flesjes wijn aan de houten tafel bij de tenten. Ik onderhield de heren een half uur lang uit het hoofd met het familiedrama van Pelops, Atreus en Thyestes en Aigisthos.
Maandag wederom opgestaan tegen achten, ons weelderig opgefrist in de voorzieningen van het terrein en om half tien opgestapt, op naar Kampen. Geen van ons was er ooit geweest.
Er was een heel grote markt, waar ik een appel kocht en aan een plein, tegenover boekhandel-antiquariaat 'Het boeckhuys' bestelden we onze ochtendkoffie. Jacques en Jan speelden een partijtje poolbiljart terwijl ik aan de overkant, zonder resultaat overigens, een halfuurtje zoek bracht.
Voorts bleek het een leuk stadje met een paar oude poortgebouwen, wat oude Hollandse gevelhuizen, een paar woon- en winkelpanden met (al of niet originele) Jugendstil-ornamentering en - beschildering, een indrukwekkend stadhuis en een grote Sint-Nicolaas- of Bovenkerk, waarnaast de aloude theologische hogeschool. De kerk was helaas niet open en op het VVV hadden ze geen boekje van het gebouw. Ik kocht twee ansichtkaarten ervan. gedurende het eten van het stokbroodje met warm beleg op het terras van croissanterie Paris begon het te regenen: het werd tijd voor de thuisreis. foto's SNic
De IJsselbrug die je over moet is nieuw en fraai vormgegeven. Aan de overkant ligt een schattig stationnetje: het eind van een lijn vanaf Zwolle met verder geen haltes. We kwamen over Schiphol in Leiden terug en om half vier rondden wij het uitstapje af met een pul bier op het terras van stadscafé Van der Werff. foto's IJssel
FLEVOPAD
Tegen het onlangs omgeslagen weer
voel ik mij slechts nog in het bos bestand:
de zomer gaat wat verder, aan de rand
van het nabij gelegen Drontermeer,
met dertig graden Celsius tekeer.
De zon, die nu vanuit het zenit brandt,
raakt net het paadje waar ik langs de kan
mijn rugzak neergezet heb en pauzeer.
Als ik mijn brood eet en wat water drink,
zie ik opeens een pikzwart padje gaan,
niet groter dan een kootje van een pink.
Het gaat er onverdroten tegen aan:
drie hupjes, even zitten, dan weer flink...
We delen een minuut van het bestaan.
(augustus 2002)
Tweede stuk
Vrijdag 14 februari begon ik aan de afronding van de wandeling. Om op tijd te kunnen beginnen op zaterdag, zei Marianne, kon ik het beste alvast naar Lelystad gaan en daar overnachten. Ik regelde telefonisch onderdak voor die en de twee aansluitende nachten en deed met haar middagje Amsterdam. Het was het begin van een koud maar zonnig weekeinde. We winkelden wat, wandelden over de grachten en dronken koffie bij het Waterlooplein. Mariannes belangrijkste aankoop was een bril (dubbelfocus, bij Pearle in de Kalverstraat), en de heilige Valentijn verraste mij door me op een van de kraampjes van de boekenmarkt op het Spui een boek te doen vinden dat ik al bijna een jaar zocht: Thomas Manns complete Joseph und seine Brüder, en nog wel de gebonden uitgave in één band van 1972.
We aten bij een Indiaas restaurant op het Rokin en namen om half zeven elk een trein, Marianne terug naar Leiden, ik naar lelystad. Daar was ik een uur later, en nog eens half uur later was ik op mijn adres, dat op vijf minuten afstand van het station ligt, in een verschrikkelijke buurt van onoverzichtelijk genummerde woonerven. Mijn gastvrouw bleek een hartelijke, grijze lesbienne, die mij in grijs trainingspak en gympen met nog een vriendin (of buurvrouw) ontving.
Zaterdag om half acht op, acht uur ontbijt en half negen weg. In de stationsrestauratie nam ik een grote kartonnen beker koffie, waarmee ik mijn thermoskan vulde voor onderweg en op de markt kocht ik fruit, broodjes en kaas voor onderweg. Om half tien begon de eigenlijke wandeling.
Pauzeren onderweg zat er, vanwege de temperatuur en het ontbreken van beschutte plekken niet in. Toen zich dan ook om half één het wonder van de metabolische transmigratie aankondigde vroeg en kreeg ik op een boerderij toestemming, het porselein te bewonderen.
Een half uur later verdwaalde ik in het Ketelbos. Daar voerde een pad doorheen, om de wandelaar de verkeersdrukte van de oprit naar de Ketelbrug te besparen. De sloten liepen als de gangen van een doolhof, en ik vertrouwde het ijs onvoldoende om over en op die manier door te steken. Maar zo kreeg ik wel een hert te zien, dat me bij een boom, half op het talud, stond te observeren: had waarschijnlijk nog nooit in de winter een gek met een rugzak zien lopen hier. Hij of zij liet me tot een meter of twintig naderen en verdween toen met nichterige sprongen over het pad, het bios in.
Om vier uur was ik in openluchtmuseum Nagele: een dorp gebouwd naar tekeningen van o.a. Rietveld, met alles ontworpen volgens rechthoeken en vierkanten. Uit restaurant Het Schokkererf, waar een bridgedrive plaatsvond, werd ik bijna weggekeken door een chagrijnige ober, een nadrukkelijke homo van in de vijftig. Een van de kerken is als museum ingericht, en een van de baliemedewerkers daar was heer De Haan, een kennis van Ben Walenkamp. (Die had mij gevraagd of ik, als ik daar toch was, te informeren hoe ver het stond met eventuele gedichten op muren aldaar.) Ik kocht en verstuurde een paar kaarten en ging een patatschotel met een paar biertjes pakken in café-restaurant De Zuyderzeehut.
Ik logeerde bij mevr. Dormaar, een alweer allervriendelijkste, alleen wonende dame, die klassieke muziek op had en bij wie naast de koelkast uit tijdschriften geknipte foto's van Pim Fortuyn hingen.
Zondagochtend ontbeet ik om acht uur samen met een paar vogels (zij aan gene zijde van de keukenruit).
Tegen tienen was ik op het werelderfgoed Schokland. Toen ik dat geheel rond gewandeld opende men het restaurant en kon ik aan de koffie. Drie kwartier later ging ik door.foto's Schokl.
Om kwart over één vond ik een redelijk beschutte plek op de walkant van de Enservaart voor mijn lunch.
Om drie uur ging ik het Voorsterbos in. Het aangegeven pad was niet begaanbaar vanwege ravage, aangericht door een paar enorme bomen die het bos in gevallen waren, waarschijnlijk tijdens de storm van eind vorig jaar. En in het kader van het Nieuwe Boshouden laat men omgevallen bomen lekker liggen. Door een domino-effect waren nog tot vijftig meter verder stammen omgegaan en ik begon aan een half uur avontuurlijk struinen. In restaurant De Voorst hield ik een kleine denkpauze: dit was gemeente Kraggenburg, hier zou ik overnachten; maar het was nog vroeg, dus ik zou door kunnen lopen en tegen het vallen van de avond de bus terug kunnen nemen - ik had een halte gezien, hier aan de Leemringweg, waar ook de familie Buquet moest wonen.
Ik ging door, naar Vollenhoven. Daar staat een fraaie, torenloze, tweebeukige St.Nicolaaskerk, ook hier wel, net als in Kampen, Bovenkerk genoemd. De ondergaande zon wierp van verre fraai oranje-gele stralen door de ruiten. Na een patat pindasaus en een kroket bracht een bus me terug. foto's SNic V.
Het was een uur zoeken, in het snel gevallen donker. Enkel bijgelicht door de volle maan kwam ik uiteindelijk weer in het Voorsterbos en bij het restaurant uit. De Buquets bleken op het bijbehorende vacantieterrein een huisje te hebben. Ze bleken echter weg maar hadden een brief hadden achtergelaten: dat daar het water nog afgesloten was en dat ze iets anders voor me hadden geregeld. Men had een benedenbed gedekt in een vierpersoonskamer van een groepsgebouw. Ik nam nog twee biertjes aan de bar, ging met mijn ontbijt naar de overkant en kroop om er half tien in.
(Hoe laat zou nou de volgende dag die bus ook weer gaan?)
Maandagochtend haalde ik nog maar net op tijd de bus naar Vollenhoven.
Het was stil in de weilanden om me heen. En het was die nacht koud geweest. Een van de schapen die ik die ochtend tegenkwam lag tenminste roerloos op haar rug, poten opzij gezakt, bek half open. Ik belde aan bij de eerstvolgende boerderij:
- Nee, niet van mij. Daar komen de buren vanzelf wel achter.
Het pontje van Jonen, in dit jaargetijde niet bediend, mocht ik zelf door de ijsschotsen naar de overkant trekken, en aan het begin van de Oude Kerkweg warmde ik mij, evenals twee postbodes, in café-restaurant De Otterkooi.
Begin van de middag zag ik in de velden vier reeën. (Ik heb van Bert gehoord dat reeën zich in het open veld begeven, herten zie je alleen in of vlak bij het bos.) Onderweg raakte ik in gesprek met twee zestigers, die zich voorstelden als Wijnand en Katrijn Spin. Toen ik keek naar een kerk met klokkestoel aan de overkant van de weg vertelde Katrijn me:
- Steeds als ik die zie moet ik aan mijn moeder denken. Die zei altijd 'Ik wil nooit onder de klokkestoel liggen'. En toen ze dood was en begraven werd was dat onder de klokkestoel...
Ze woonden even voorbij het kerkje in de nieuwbouw van Giethoorn. Ik ging in op de uitnodiging, bij hen thuis, een kopje koffie te drinken. (: 'U mag ook thee hebben hoor, of een kopje soep.')
Om één uur, toen ik door het oude Giethoorn had gelopen, kwam ik een goed gekleed tutje van een jaar of dertig tegen. Ik vroeg naar een rustige route binnendoor naar Steenwijk en zij wees me die. Ze vroeg waar ik vandaan kwam en ik zei Leiden.
- Ik ook!, zei ze. Ik ga er nu heen. Wil je meerijden?
Ze werkte in Leiden als mondhygieniste, en woonde de dagen dat ze geen dienst had, met haar man hier. Ik sloeg het offer, hoe verleidelijk ook, natuurlijk af.
Op de kruising van de Halfweg en de Lange Middenweg, hield ik mijn laatste pauze. Ik genoot van een bruin broodje met camembert, een banaan en een kop koffie langs de kant van de weg en om vier uur liep ik Steenwijk binnen. foto's stop St.w.
Steenwijk 16.48
Utrecht 18.12 A
18.38 V
Leiden 19.32
De Lange-AfstandWandeling
bekend als nummer 1,
die ik, nog altijd goed ter been,
etappelings beging
(en die bij Lauwersoog begint
en dat, langs weg en pad
zover dit gaat, óm elke stad
met Berg-op-Zoon verbindt)
heb ik vandaag om kwart voor vijf
in Steenwijk afgerond.
Al voelde ik mij oergezond,
mijn benen waren stijf.
(Wat mij in Steenwijk zo voldaan
de tocht besluiten liet?
Dat komt: ik ben etappes niet
in volgorde gegaan.)
806546 (25-22: Scheveningen 21-17: BK2 met Sophie en Emma) 16: vóór Abc. 14: Laren 13-12 Woerden 11-7: uit trein Woerden-Alphen (6-1: bos bij Wijster/wandeling met Toepa en Kees)
432813 26-22: camping-boerderij 'Oeteldonk' 21-18: Brandwijk 17-16: Molenaarsgraaf (12: Zoeterwoude/-meer)
149950 27-26: voorbij Dordrecht 25: grienden Dordtse Kil/Merwede 24: Strijen 23-20:: Strijen-Numansdorp 19-17: voor Haringvlietbrug 16: vóór Willemstad 15-14: park en meertke Bergen op Zoom 13: vóór Steenbergen 12-7: richting schutsluis Volkerak (5-4: Praag: Commendatore 3-2: Praag: uitzichtb Rudolfinum 1: Praag: scheprad in Mala Strana)
279396 27-25: klokkestoel en kerje Boijl (24-22: BK2) 20-17: S-Nic, Kampen 16-15: IJssel, Kampen (14-13: BK2) 12-8: Schokland 7: S-Nic, Vollenhoven 4-1: Steenwijk