IV.

Oom zou zich daarmee met kracht
in de vingers snijden:
Heidemij kwam met een klacht
en de rechterlijke macht
liet hem voorgeleiden.
Werd veroordeeld tot de dood
aan de rand der heide.

Tot zover mijn liedje dan,
dat aan ingewijden
zien laat wat gebeuren kan
enkel ten gevolge van
dat vermaledijde
roosje, roosje, roosje rood,
roosje op de heide.

---

C. MONET, DE JAPANSE BRUG

Een lentemiddag. Ik heb rondgereden
en kom zo onbedoeld terecht in Zeist:
nog steeds een dorp door dartel loof omlijst,
net zoals drieëntwintig jaar geleden.

Wanneer zij lachend opendoet herrijst
mijn jeugd in mij en wat wij samen deden.
Er is, terwijl wij wederwaardigheden
bespreken, niets dat op vervreemding wijst.

En bij het heengaan voel ik mij ontheven
van de vergankelijkheid. In mijn hand
haar nieuwe telefoonnummer, geschreven
op een kunst-ansicht aan de mooie kant
waarvan een groene brug staat weergegeven
die een begroeide vijver overspant.

---