|
⇧
⇦
|
Valery Larbaud, SCHEVENINGUE, MORTE-SAISON
Dans le clair petit bar aux meubles bien cirés,
Nous avons longuement bu des boissons anglaises;
C’était intime et chaud sous les rideaux tirés.
Dehors le vent de mer faisait trembler les chaises.
On eût dit un fumoir de navire ou de train:
J’avais le cœur serré comme quand on voyage;
J’étais tout attendri, j’étais doux et lointain;
J’étais comme un enfant plein d’angoisse et très sage.
Cependant, tout était si calme autour de nous!
Des gens, près du comptoir, faisaient des confidences.
Oh, comme on est petit, comme on est à genoux,
Certains soirs, vous sentant si près, ô flots immenses!
---
|
SCHEVENINGEN, LAAGSEIZOEN
Het kroegje zag er proper uit, het was er licht.
We hebben er lang van engelse drank genoten.
Het was er knus en warm, en het gordijn was dicht
Terwijl de zeewind buiten met de stoelen stootte.
Het had iets weg, daar, van een trein- of scheepsfoyer.
Zoals wel meer op reis bleef iets mijn hart beknellen;
Ik was geheel verslapt, afwezig en gedwee;
ik was als een gehoorzaam kind dat angsten kwellen.
Het was of in de rust die ons omsloten hield
De mensen aan de bar elkaars vertrouwden waren.
Wat is men 's avonds klein, wat is men als geknield,
Wanneer men uw nabijheid voelt, o weidse baren!
voor Ada
---
|
⇨
|