FLORIS-V-PAD (LAW I-3) - Tweede stuk

- Dinsdag 20 maart
Trein naar Woerden genomen en via de Lange Linschoten naar Oudewater gelopen. Prachtig gebied: stil, groen. Halverwege kom je, bij een splitsing, langs een daar niet te verwachten, goed onderhouden huisje met trapgevel. verderop in de tuin staat een kleiner huisje, ook zo mooi, ook met trapgevel. Na een wandeling van tweeëneenhalf uur in Oudewater en blijven slapen bij mijn ouders.

- Woensdag 21 maart. Als vond dan de nachtevening plaats van het voorjaar, van een begin van lente kon hier toch nauwelijks sprake zijn: ik ging om enkele minuten over acht de deur uit en binnen vijf minuten was ik weer terug, omdat zich een forse sneeuwbui over mij begon uit te storten.
Het genoegen van dit traject was dus maar kort. Na een kop koffie ging ik nog even langs bij mijn nichtjes aan de andere kant van het stadje, en toen maar terug naar Leiden.

Snelle hervatting van de tocht zou er niet in zitten. Niet dat de winter niet ophield, maar op mijn werk, op de Statenhof, liep ik een coup de fouet op - iets in de spier van mijn rechterkuit was gescheurd en ik zat twee maanden aan intensieve fysiotherapie vast.
Overigens was ook een groot gedeelte van de Nederlandse polders afgesloten: je mocht boerderijen alleen bezoeken als je daar wat te zoeken had en dan moest je je schoenen in klaar staande bakken met ontsmettingsmiddel reinigen. Het mond- en klauwzeer (persnederlands: de emkazet) was uitgebroken.
Rond mijn verjaardag kreeg ik weer de kriebels, misschien ook wel omdat ik van Jacques hoorde dat hij met Jan 10 dagen in Duitsland ging wandelen.

- Vrijdag 20 juli kwamen mijn ouders langs, nog voor mijn verjaardag. Ik reed met hen mee toen ze terug gingen naar Oudewater. Rechts van ons was een grote waaier van koper en goud de zonsondergang achter Boskoop en Waddinxveen.
Ik had besloten het dit keer stevig aan te pakken: geen B&B, maar gewoon mijn tent en slaapzak bij me, en alles in de grote rugzak. Zoals we dat in Frankrijk hadden gedaan - Jan, Jacques en ik. En ik ging er nu drie dagen tegen aan. (Ik had mij zelfs voorzien van discman met een paar cd's en een boek, maar daar zou ik niet aan toe komen. Ook zou het overbodig blijken om èn parapluie èn regenjas bij me te hebben. het vergeten van bord, beker en bestek daarentegen bleek een kapitale fout - zeker nu ik ging kamperen.)

- Zaterdag 21 juli: zeven uur op, acht uur deur uit. Het was druilerig weer en 's ochtends zouden er zelfs een paar kleine buitjes vallen. Ik had voor de zekerheid een parapluie bij me gestoken.
Ik verliet Oudewater waar de Tiendweg aftakt van de provinciale weg. Gras en brandnetels stonden manshoog, zodat al gauw mijn broekspijpen, schoenen en sokken doorweekt waren van dauw. Onder Haastrecht volgde ik de weelderige Vlist. Bij Bonrepas wist de zon door de wolken te breken, maar al gauw zou ze weer plaats maken voor miezerregen, stuifregen en druppelregen. De hemel zou voor de rest van die dag dicht blijven zitten.
Om elf uur was ik in Schoonhoven, waar ik me opwarmde met een kop koffie en een uitsmijter, gezeten naast een fanatiek kaartend viertal heren van middelbare leeftijd. Na nog een glas cola deed ik boodschappen bij de Albert H. om de hoek. Om één uur voer ik over met de pont. Al stond ik in een kleine overdekte ruimte tegen een verwarmingsradiator, de overtocht was te kort om mijn sokken en voeten te drogen.
Van Nieuwpoort liep een Tiendweg verder. Ik bezocht ooievaarsdorp Het Liesveld en kocht, na wat vriendschappelijk gekeuvel met het meisje achter de toonbank, een set van zes fraaie ansichten voor ƒ 2,- en nog 50 cents fooi. Bij Groot Ammers kwam ik twee verdwaalde vrouwen tegen: een moeder en dochter uit Amsterdam die het Pelgrimspad liepen, dat het Flevopad hier kruist. Het waren de eerste andere LAW-lopers die ik tegenkwam. Ze waren niet echt toeschietelijk voor een gesprekje. Vrees voor een vreemde vent? Hoofdstedelijke verbeelding?

Voorbij Streefkerk, om half drie, pauzeerde ik een half uur, achterover liggend tegen een hekje langs de weg. In de wandelgids las ik over paalkampeerplaats De Donk. Dat bleek een vierkant stukje land met aan de rand wat bomen, en aan twee kanten begrensd met een sloot. Het was met snippers boombast bestrooid en er bevond zich een paal met daaraan pomp voor grondwater.
Ik besloot verder te gaan en vond een paar honderd meter verder toch meer aardigheid aan een voor kampeerders gereserveerd weitje bij een boerderij geheten De Oeteldonk. (Bij navraag bleek me dat de eigenaars uit Den Bosch kwamen en dat er in de buurt veel kikkers zaten, vandaar...) Om vier uur stond mijn tentje. Toen ik daar een half uur had liggen uitrusten voelde ik een streep van spierpijn zich aftekenen over de achterbuitenkant van mijn linkerbeen. En weer een blaar op de kleine teen rechts. De gerimpelde bleke huid van mijn voeten had een uur nodig om weer een normale vorm aan te nemen.
Om tien uur ging ik slapen en ik werd verscheidene malen wakker van de schrik, omdat er geen leven in mijn linkerbeen leek te zitten. Overigens heb ik geen kikker gehoord.